Op het goede spoor?
Treinen. Nadat ik afgestudeerd was, zag ik ze praktisch alleen nog maar vanaf de buitenkant. Ik had de mazzel al vrij snel na mijn afstuderen over een auto te kunnen beschikken en kon zo naar mijn werk in IJmuiden op en neer rijden. In mijn studietijd zat ik echter vrijwel iedere dag (ok, niet iedere dag, want zoveel dagen hoefde ik nu ook weer niet naar school) in de trein. Het was een noodzakelijk kwaad om van A naar B te komen. Niks meer, niks minder. Ik baalde als de trein weer eens vertraging had en ik moest rennen om op tijd in het klaslokaal te zijn. En als ik naar huis wilde, wilde ik gewoon naar huis. Ik besteedde geen aandacht aan de wereld die langs me heen raasde of aan de mensen tegenover me in het bankje.
Om diverse redenen zit ik het laatste jaar weer steeds vaker in de trein. Het is nog steeds een praktisch middel om van A naar B te komen, maar daarnaast kan ik er nu ook van genieten. Ik geniet van de groene uitzichten, zie mensen elkaar ontmoeten, hoor gezellige gesprekken en die treinervaringen zorgen voor bijzondere anekdotes. Zo ook twee weken geleden wanneer ik op hetzelfde perron sta als een meisje van een jaar of negen en haar oma. Het meisje met krullend haar heeft een hondje in haar armen met zo ongeveer dezelfde krullen als zij. De hond ligt op zijn rug en ze wiegt hem alsof het een baby is. Ze praat ook in brabbeltaal tegen hem. Zo hard, dat het hele perron van haar ‘oetsiekoetsie’ mee kan genieten. Van binnen moet ik lachen, want ik denk er juist aan wat er door het hoofd van die hond heen zal gaan. Als hij terug zou kunnen praten, had hij waarschijnlijk iets gezegd in de trant van ‘dat ze even normaal moet doen’. Even later komt de trein aan en ik stap twee deuren verder in dan het tweetal met de baby-hond. Ik neem plaats in een zitje met vier plaatsen en alsof het zo moet zijn, komt het drietal tegenover me zitten. Het meisje gaat druk door met het aaien van de krullenhond. Ze pakt een flesje water uit haar tas en vult hiermee de prullenbak. Ze sommeert de hond eruit te drinken, maar de hond denkt daar duidelijk anders over. Ze klapt de prullenbak weer dicht. Na nog wat hilarische dialogen tussen het meisje en de oma, stopt het meisje met het aaien van de hond en zegt opeens; “wat ruikt hij toch lekker”. En ze houdt hierbij haar hand tegen haar neus. “Hij ruikt naar citroen!” De oma vertelt bloedserieus dat dat klopt, want ze wrijft hem in met KFC (Kentucky Fried Chicken)-doekjes. Wat?! Meent ze dit nu serieus? ‘Ja, dat ruikt zo lekker!’ vervolgt ze. ‘Hij moet dan wel altijd een kwartier niezen daarna, dus ik houd het bij zijn snuit weg. Maar het is zó lekker’. De hond weet zich in dat ogenblik los te wurmen en loopt het gangpad in. Volgens het meisje ‘komt het hondje toch wel wat gestrest over’. Mijn mond valt nog net niet open van verbazing. Dat doet mijn mond overigens wel als een vriendin onlangs vertelt over haar bijzondere ontmoeting in de trein. Een ontmoeting met een man die wel heel erg van pantykousjes houdt. Als hij de panty om haar voeten van wel heel dichtbij wil bekijken, is mijn vriendin blij dat hij niet op hetzelfde station uitstapt als zij.
Dit weekend mag ik weer met de trein en ik heb er nu al zin in. Al denk ik dat ik mijn panty voor de zekerheid maar thuis laat.
Nog geen reacties