De rode trui
Het is 21.00 uur. Pikkedonker en stiekem kijk ik even. Ja hoor, hij zit er weer. In dezelfde stoel, in dezelfde houding en in de rode trui die hij zo vaak aan heeft. Geen idee wie hij is, hoe hij heet, maar toch zie ik hem dagelijks. Vaak nog meerdere keren per dag ook. Als ik erover nadenk, is het best gênant. Een beetje staan gluren naar een man die ik niet ken. Zonder dat hij weet dat ik dat doe.
Ik heb het over mijn overbuurman. Elke dag zit hij in ‘zijn’ stoel. Het zal waarschijnlijk een door hem toegeëigende stoel zijn, want zijn vrouw zit daar echt nooit. Er zijn twee dingen die ik mijn overbuurman zie doen; de krant lezen of tv kijken. Waarbij het ochtendritueel de krant lezen is en zijn avondritueel bestaat uit het kijken naar een televisiescherm. De ene keer vergezeld door zijn vrouw, die aan de andere kant op de lichtkleurige bank zit en de andere keer alleen.
Op dit moment kijkt hij dus tv. Met zijn benen over elkaar en met hetzelfde strakke gezicht als altijd. Ik sluit de gordijnen op mijn slaapkamer en moet denken aan de serie ‘Nieuwe buren’ (gebaseerd op het boek Nieuwe buren van Saskia Noort) die enige tijd terug op tv was. Een man op leeftijd gluurde daarin naar zijn aantrekkelijke jonge overbuurvrouw. Nu kijkt ik als jonge overbuurvrouw naar haar oudere buurman. In de serie keek de overbuurman met een telescoop de slaapkamer van de aantrekkelijke jongedame in en hij vertoonde duidelijk obsessief gedrag. Zover gaat het bij mij natuurlijk niet, maar een gek idee is het wel. Bij het openen en sluiten van de gordijnen van mijn slaapkamer kan ik het niet laten om even te kijken of hij er weer is. Misschien is het ook meer om te kijken òf hij er nog wel is. Een soort sociale controle zeg maar. Want het zou toch gek zijn als hij er op een dag ineens niet meer zit.
Zou hij gelukkig zijn daar in die stoel? Wat kijkt hij allemaal op televisie? Is hij niet eenzaam? Het zijn vragen die steeds vaker door mijn hoofd gaan. Gek toch? Bij iemand die je niet kent. Of is het eerder gek dat ik mijn buren niet (goed) ken? Ik woon tuintje aan tuintje in een typische Vinex-wijk. Alleen een schutting kenmerkt een fysieke grens tussen mijn huis en die van de buren. Het is maar een schutting, een paar aan elkaar geschroefde planken. Maar toch werpt die schutting het gevoel van een barrière op. Een grens die in een Vinex-wijk niet overschreden dient te worden, want stel je voor dat er ineens een aardige buurvrouw, buurjongen of buurman in je tuin staat.
Misschien moet ik toch die grens eens over; even aanbellen bij die overbuurman met de rode trui. Even checken of het goed met hem gaat. En dan zeg ik gewoon; “U kent mij niet, maar ik u wel hoor! Ik gluur dagelijks een keer bij u naar binnen. Wat zeg ik? Twee keer per dag!” En dan vindt hij dat de normaalste zaak van de wereld. Ehm, ik denk dat ik het toch maar mezelf houd…En intussen hoop ik maar dat hij gelukkig is. Gewoon zoals dat hoort in een typisch Hollandse rijtjeswoningenbuurt.
Nog geen reacties